Er waren al eerder plannen geopperd voor het doorgraven van ‘Holland op z’n smalst’, maar pas onder het bewind van koning Willem III werd besloten tot de aanleg van het Noordzeekanaal. In 1865 ging de eerste spade de grond in, in de duinen bij Breesaap (gemeente Velsen). Het afgraven van de duinen gebeurde geheel met de hand, een schop en kruiwagen. Ook de inpoldering van het IJ was van groot belang voor het ontstaan van het Noordzeekanaal. Ten oosten van Amsterdam werden de Oranjesluizen aangelegd en bij IJmuiden werden de Kleine Sluis en de Zuidersluis aangelegd. Deze sluizen zorgden ervoor dat het waterpeil van het kanaal op één niveau bleef.
Op 1 november 1876 werd het kanaal feestelijk geopend, met de doortocht van het schip ‘ met daarop koning Willem III en andere genodigden. Maar wie denkt dat na de opening direct vele schepen deze waterweg konden passeren op weg naar de Noordzee, heeft het mis. De vaargeul van het kanaal was nog veel te ondiep. Het zou nog zeker twee jaar kosten om het Noordzeekanaal ver genoeg uit te baggeren, zodat het bevaren kon worden. Het Noordzeekanaal gaf de rijke industrie in het omringende gebied een grote boost. Vandaag de dag passeren meer dan 100.000 schepen per jaar het Noordzeekanaal en door het steeds verder toenemende verkeer is er volop ontwikkeling in het gebied.