Volgens Lidewij de Koekkoek, directeur van het museum, schuilt Rembrandts populariteit er in dat hij een aansprekend leven heeft geleid; de schilder kende zowel successen als mislukkingen. “Het was zogenaamd een beetje norse, eigenzinnig man, maar hij had wèl een fantastisch talent; dat spreekt mensen aan.”
Volgens de directeur besteden de vele tentoonstellingen die dit jaar aan Rembrandt worden gewijd – de man overleed 350 jaar geleden – vooral aandacht aan de vraag wie Rembrandt was. En hoe zijn omgeving er uit zag. De tentoonstelling in het Rembrandthuis is daar helemaal op toegesneden, wat overigens geen schokkende onthullingen heeft opgeleverd. Een faillissement hier, een relatie met zijn huishoudster daar, véél gekker wordt het niet.
Willem van Oranje
De tentoonstelling belicht allerlei soorten vrienden die Rembrandt had: zijn jeugdvrienden, bloedvrienden (familie), kunstenaarsvrienden, kunstkenners en zijn ‘vrienden in tijden van nood.’ Eén van die bloedvrienden was zijn vrouw Saskia Uylenburgh, omdat Rembrandt veel aan haar familie te danken had. “Rembrandt kwam uit een degelijke middenstandsfamilie,” vertelt hoofd collectie Epco Runia. “Zijn vader had een molen in Leiden, maar Saskia kwam uit een deftige regentenfamilie van dominees en geleerden. Saskia’s vader was burgemeester van Leeuwarden geweest. Hij had zelfs nog met Willem van Oranje gelunched, vlak voordat de prins werd vermoord. Na de lunch, in het Delftse Prinsenshof, vertrok Willem van Oranje, sloeg de hoek om en werd doodgeschoten door Balthasar Gerards.”
Familie was in de zeventiende eeuw héél belangrijk, ook op zakelijk gebied. Runia: “Er waren wel wat charitatieve instellingen, maar als je ziek werd, of geld nodig had voor zaken, was je in de eerste plaats aangewezen op je familieleden. Je familie zorgde voor opdrachten en handelscontacten.”
Toen Rembrandt naar Amsterdam verhuisde had hij dus niet zoveel meer aan zijn Leidse familie, maar des te meer aan de familie van Saskia, die hem opdrachten gaf om een aantal van hun familieleden te portretteren, waarvan drie portretten worden getoond.
Een gave Titus
Maar misschien wel het meest bijzondere portret van de tentoonstelling is dat van Rembrandts zoon Titus, dat van het Baltimore Museum of Art in de VS is geleend. Een portret dat volgens het hoofd collectie laat zien dat schilder en zoon een liefdevolle relatie hadden. “Er is een aantal portretten van Titus, maar dit is ècht de gaafste. Het is zó ontzettend informeel dat we het graag wilden laten zien. Titus zit hier een beetje onderuitgezakt op zijn stoel en hij lacht. Dat doe je niet als je vader een nukkige, chagrijnige man is, zoals Rembrandt vaak wordt afgeschilderd. Ze moeten dus een leuke band hebben gehad; je ziet dat Titus zich op zijn gemak voelt.”
Een verdieping lager wordt onder andere aandacht besteed aan Rembrandts kunstvrienden. Die hielden, net als Rembrandt zelf, veel van wandelen. Onderweg maakten ze dan schetsen. Zo maakte Rembrandt een tekening van de Diemerdijk, die in 1650 vlak bij zijn woning lag. Hij tekende zowel de boerenhuizen als het IJ, dat vol schepen lag. Soms wandelden hij en zijn vrienden een stukje langs de Zuiderzee, waar ook café’s lagen waar je je kon verpozen, soms zochten ze het dichter bij huis. “Zo liepen ze bijvoorbeeld naar het dorpje Oetenwaal dat op de plek lag waar nu de (voormalige) Oranje Nassaukazerne aan de Sarphatistraat staat.” De Plantagebuurt was toen nog weiland. In 1650 werd dat dorpje al afgebroken om een uit wallen bestaande ring rondom Amsterdam aan te leggen, want een beetje stad breidt zich voortdurend uit.
Bloemendaal
Rembrandt schetste ook in de omgeving van Haarlem. Zo tekent hij in 1651 vanaf een hoge duintop het gezicht op Bloemendaal, met op de voorgrond landgoed Saxenburg. In de verte zie je de Sint Bavokerk van Haarlem liggen. In de zeventiende eeuw was dat nog een gebied dat voornamelijk uit landerijen bestond; de villa’s zouden pas later komen.
Op de expositie worden ook een aantal bijzondere vriendenboeken getoond (alba amicora), waarvoor Rembrandt kleine tekeningetjes maakte. Sommigen van die vriendenboeken, zoals een boek dat normaal in het depot van de Haagse Koninklijke Bibliotheek ligt opgeslagen, zijn zó kwetsbaar dat je een flap op moet tillen om ze te kunnen bekijken. “Het is dus is héél bijzonder dat ze hier nu zijn.”
Voor die vriendenboeken maakten mensen soms een gedichtje, maar schrijven was niet Rembrandts sterkste kant, dus droeg hij een tekeningetje bij. “Dat was maar beter ook,” grapt Runia. Om er overigens meteen aan te voegen dat het om prachtige, losse schetsjes gaat, want we hebben het hier natuurlijk wèl over Rembrandt.
Vrienden in nood
De tentoonstelling eindigt met aandacht voor een paar vrienden, die de schilder tot het laatst trouw zijn gebleven. En die hem in tijden van nood geld leenden, zoals kunstverzamelaar Abraham Francen, ook al wist hij dat hij het toch nooit terug zou krijgen. Dat leidt tot de vraag wat voor vriend Rembrandt zèlf was. “Op financieel gebied was hij een belabberde vriend,” constateert Epco Runia. “Als je hem geld leende kon je tot Sint Juttemis wachten tot je het terugkreeg, maar als je kijkt hoe hij zijn vrienden heeft geschetst, dan zie je dat ze er ontspannen bij zitten. Ze glimlachen zelfs, wat heel bijzonder is op zeventiende eeuwse schilderijen.”
Volgens hem was Rembrandt eigenlijk niet eens zo’n vervelende vent, tenminste, “zo lang je maar over kunst kon praten, want vrijwel al zijn vrienden hadden iets met kunst te maken.” Want dat weten we inmiddels wel van deze wellicht grootste schilder uit de Gouden Eeuw: Rembrandt had niet zo veel op met de elite; hij omringde zich liever met mensen die verstand hadden van kunst. En ach, al zou die Van Rijn wèl een elitaire bal zijn geweest, dan kon hij tenminste iets wat de meeste elitaire ballen niet kunnen: magistraal schilderen.
Rembrandt’s Social Network is tot en met 19 mei 2019 te zien in Museum Het Rembrandthuis in Amsterdam. www.rembrandthuis.nl.
Tekst: Arnoud van Soest
Publicatiedatum: 30/01/2019
Vul deze informatie aan of geef een reactie.