Overal waar mensen leven, is ook de dood. Vanaf de middeleeuwen zijn in Amsterdam tientallen dodenakkers ontstaan en weer verdwenen. Tijdens bouw- en graafwerkzaamheden worden regelmatig botresten gevonden, vaak bij oude kerken of kloosters, soms op onverwachte locaties. De stadsarcheologen van Amsterdam doen regelmatig onderzoek op deze voormalige begraafplaatsen. Nu en dan wordt ervoor gekozen de resten te laten rusten, vaker worden ze herbegraven. Daarna gaat het werk door en ontwikkelt de stad zich verder.
In 1860 werd net buiten de Muiderpoort de Oosterbegraafplaats aangelegd, op de plek waar nu het Oosterpark ligt. Ruim 100.000 Amsterdammers vonden hier hun laatste rustplaats. Na 34 jaar was de begraafplaats al vol en in 1894 werd de Nieuwe Oosterbegraafplaats geopend in de naastgelegen buurtgemeente Watergraafsmeer. In 1955 verscheen in alle Amsterdamse kranten een kennisgeving dat de oude Ooster geruimd moest worden.
In 2017 werden bij werkzaamheden aan de rand van het Oosterpark botresten gevonden. De ruiming in 1956 bleek niet volledig te zijn uitgevoerd. De stadsarcheologen hebben de skeletresten in kaart gebracht, geborgen en onderzocht. Daarna zijn ze op De Nieuwe Ooster herbegraven.
Nu de stad veel bouwt ligt het voor de hand dat meer resten worden gevonden en heeft stadsdeel Oost een locatie aangewezen om deze te herbegraven. Het beeld dat deze plek markeert draagt de naam ‘Oneindigheid’ en is van de hand van beeldend kunstenaar Mies Wubs, die het aan de begraafplaats schonk. Haar inspiratiebron is het dagelijks leven, in dit geval het overlijden van een goede vriend.
Bron: Monumenten en Archeologie, Gemeente Amsterdam
Publicatiedatum: 03/03/2022
Vul deze informatie aan of geef een reactie.