Het Gezin
Voordat er wasmachines en koelkasten bestonden was het huishouden een zeer tijdrovende taak die men graag uitbesteedde. Het was dan ook niet alleen aan de allerrijksten voorbehouden om een dienstbode te hebben. Ook de ‘kleine burgerij’, waartoe handwerklieden en kleine winkeliers behoorden hadden vaak personeel in dienst. Onder ‘het gezin’ werd tot ongeveer 1900 doorgaans dan ook niet alleen iemands directe familie, maar ook de dienstbodes in loondienst bedoeld. Een huishouden bestond minimaal uit een ‘Huysvader’, een ‘Huysmoeder’ en de dienstboden. Hoewel inwonend personeel als ondergeschikt werd gezien, hing het af van de taak en de mate van vertrouwelijkheid hoezeer men hen gelijk en respectvol behandelde. Wel was het de plicht van de werknemer om zijn personeel ‘liefdevol te bejegenen’ en te doen aan ‘huishoudelijk godsdienstig onderricht.’ Daartegenover moesten dienstbaren op hun beurt wel dankbaarheid en tevredenheid tonen.
Hardwerkende Dienstmeisjes
Bij rijke Amsterdammers werd twee maal per jaar de was gedaan. In totaal was men hier dan wel zo’n zes weken mee bezig. Dienstmeisjes werkten over het algemeen elke dag van 8 tot 8. Elke dag, behalve op zondag wanneer ze een dagdeel vrij hadden. De dame des huizes zelf beperkte zich hooguit tot het afstoffen van porselein en kristal. Het personeel deed de rest. In de middenstand bestond dit personeel uit een dienstmeisje en een werkster. Naast het doen van de was bestonden de huishoudelijke taken uit onder andere het aansteken van de kachel, het aanmaken van het fornuis, het boenen van de huiskamer, het verzorgen van een ontbijt, strijken en nog veel meer. Alles geschiedde met de hand.
Langzame Technische Vooruitgang
Hoewel in de industrie al veel technische verbeteringen gangbaar waren, begon het huishouden hier pas later aan. De reden hiervoor kan gevonden worden bij de terughoudendheid van de conservatieve adel, die alles graag hield zoals het was. Rond 1918 brandde er ’s avonds maar één lamp, doorgaans in de huiskamer. Tijdens feestelijke gelegenheden of een visite werd er ook wel eens extra verlichting in de salon aangedaan. De rest van de verlichting gebeurde geheel met kaarslicht.
Huishoudelijke stroomversnelling
Vanaf de jaren ’50 ging het allemaal erg snel. Wasmachines, koelkasten en stofzuigers volgden elkaar rap op en iedere huisvrouw wenste deze nieuwigheden in huis te halen. Elektriciteit is inmiddels gemeengoed en voor ons net zo vanzelfsprekend als stomend water. De kaars in de kandelaar, eens een noodzakelijk object om te kunnen zien, verwerd een decoratief luxeproduct.
Auteur: Maaike Hommes
Bronnen:
- P. Stokvis, ‘Het intieme Burgerleven, huishouden, huwelijk en gezin in de lange 19e eeuw.’ (Bert Bakker 2005).
- J. Poelstra, ‘Luiden van een Andere Beweging, huishoudelijke arbeid in Nederland 1840-1920.’ (Het Spinhuis 1996).
Publicatiedatum: 03/07/2014
Vul deze informatie aan of geef een reactie.