Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

De opkomst van de accountant

Aan het begin van de negentiende eeuw werd in Rotterdam het eerste Nederlandse accountantskantoor opgericht. In tegenstelling tot boekhouders, die in dienst waren van bedrijven en instellingen, werkten accountants onafhankelijk voor verschillende klanten. Ook de professionalisering schreed verder, terwijl schaalvergroting en automatisering in de twintigste eeuw het eeuwenoude vak een compleet ander karakter gaven.

Moret aan de Boompjes

De industrialisering van de negentiende eeuw leidde tot nieuwe boekhoudkundige inzichten. Met de komst van fabrieken en kostbare machines, aanvankelijk vooral in de textielindustrie, was een uitgebreidere administratie noodzakelijker dan bij kleinschalige ambachtslieden of koopmanshuizen. Het ontstaan van de naamloze vennootschappen vereiste nieuwe overheidswetgeving. Nv’s dienden verplicht inzicht te verschaffen in de financiële positie van hun onderneming en de behaalde winst. Boekhouders moesten niet alleen een verband leggen tussen aanzwellende goederen- en geldstromen maar ook de winst kunnen bepalen, terwijl het productieproces altijd maar doorgaat. Het onderwijs van de boekhouders speelt in op deze nieuwe vaardigheden, terwijl eind negentiende eeuw ook de eerste vakbladen verschijnen, zoals De Accountant.

De docent boekhouden Barend Moret (1851-1915) begon in 1883 met vier anderen in Rotterdam het Bureel van Boekhouding, later Confidentia genaamd. Een jaar eerder hadden zij al een eerste beroepsvereniging van handelsbedienden en boekhouders opgericht, die zich vooral met de opleiding bezighield. Morets drie zoons en later ook andere generaties bleven als partner betrokken bij het kantoor. Na allerhande fusies en naamswijzigingen leeft zijn firma tot op heden voort in de Nederlandse vestiging van EY, gevestigd op steenworp afstand aan de Boompjes. De introductie van de naam ‘accountant’ danken we niet aan Moret, maar aan concurrent E. van Dien (tegenwoordig PwC). In 1890 ontleende die de term aan de praktijk in het Verenigd Koninkrijk.

Comptometer – Model E. Bron: Wikimedia

Pincoffs fraude

Het ontstaan van het accountantsberoep was mede te danken aan de streken van één man, Lodewijk Pincoffs (1827-1911). Deze Rotterdamse koopman, reder en politicus had geknoeid met de cijfers van zijn falende Afrikaansche Handelsvereeniging. Door zijn boekhouders te dwingen de balansen te flatteren en boeken te vervalsen probeerde hij te verhullen dat de zaken slecht gingen. Toen de fraude in 1879 aan het licht kwam, nam Pincoff de benen naar New York, waar hij een tweede leven begon als sigarenverkoper. Bij verstek werd hij veroordeeld wegens valsheid in geschrifte en bedrieglijke bankbreuk. Als gevolg van Pincoffs fraude groeide de behoefte aan onafhankelijk toezicht. Commerciële partijen als Moret en Van Dien sprongen in dit gat in de markt.

Vóór de Tweede Wereldoorlog was het aantal accountants in Nederland relatief gering. De vijf toenmalige accountantsverenigingen hadden samen niet meer dan zo’n 200 kantoren als lid. Tweederde daarvan bestond uit één firmant, zonder medewerkers. Het grootste vooroorlogse kantoor, het Amsterdamse Frese & Hogeweg had acht firmanten, negen medewerkers en zes vestigingen in toenmalig Nederlands-Indië. De meeste firma’s bezaten echter geen enkel bijkantoor, zoals de firma Th. en L. Limperg, die met zes vennoten wel tot de grotere accountants behoorden. Oprichter Théodore Limperg, tevens hoogleraar bedrijfseconomie in Amsterdam, was een belangrijke pleitbezorger voor professionalisering van het vak. Zijn bedrijfseconomische theorieën leverden hem de eretitel ‘aartsvader van de Nederlandse accountants’ op. Volgens Limperg moest een accountantskantoor niet meer dan zeven vennoten tellen, omdat de collectieve verantwoordelijkheid anders te groot zou worden.

Automatisering

De automatisering van het boekhoudkundige proces begon al in de negentiende eeuw. Dankzij typemachines kregen boekhouders opeens beschikking over een administratie in blokletters en duidelijke cijfers in plaats van slecht leesbare, handgeschreven documenten. Optellen en aftrekken werd sterk vereenvoudigd door rekenmachines, zoals de Comptometer van de Amerikaanse uitvinder Dorr Eugene Felt.

Nog grotere veranderingen bracht de introductie van de computer. Aanvankelijk werkten boekhoudmachines nog met pons- of magneetkaarten, en was er nog geen integratie met andere systemen binnen een onderneming. Vanaf de jaren zeventig kwamen er betere systemen en gespecialiseerde boekhoudprogramma’s zoals van het Duitse softwarehuis SAP (sinds 1972). Met de aansluiting van verschillende bedrijfscomputers op een gezamenlijk netwerk en internet werd het uitwisselen van informatie en het bijhouden van de elektronische administratie steeds eenvoudiger.

Barend Moret Grondlegger Moret Ernst & Young. Bron: Archief Ernst & Young

Grote Vier

In de naoorlogse periode doen het budgetteren en het stellen van normen hun intrede in de boekhouding. Tijdens de periode van de Wederopbouw stijgt het aantal accountants zienderogen. Om de functie van accountant te normeren werd in 1962 de Wet op de Registeraccountants (WRA) ingesteld. Sindsdien heeft de registeraccountant het exclusieve recht op het afgeven van verklaringen van getrouwheid van de jaarrekening van ondernemingen. Pas in 1967 werd accountant een beschermde titel. Naast registeraccountants zijn er accountant administratieconsulenten (AA’s) actief. Deze houden zich vooral bezig met de administratie en het opstellen van jaarrekeningen. Zij werken als fiscaal adviseur veelal voor het midden- en kleinbedrijf en zijn aangesloten bij beroepsorganisatie NovAA, in 2013 gefuseerd met de registeraccountants tot de NBA.

Tegenwoordig zijn er ruim 15.000 boekhoudkantoren in Nederland, naast zo’n 5.000 accountantskantoren. Sinds een periode van schaalvergroting vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw domineren enkele internationale accountantskantoren de Nederlandse markt. Deze ‘Grote Vier’ – Deloitte, PwC, EY en KPMG – hebben grote, dikwijls beursgenoteerde, ondernemingen in hun klantenbestand. Nationale kantoren bedienen het grotere midden- en kleinbedrijf en regionale en lokale kantoren richtten zich op kleinere middenstanders en vrije beroepsbeoefenaars zoals artsen. Ook komt het voor dat een accountant alleen werkt, net zoals de zeventiende-eeuwse koopliedenboekhouders en de ijverige Amsterdamse klerk Jan van Petersom.

Dit verhaal is mogelijk gemaakt door Fidence Accountants – www.fidence.nl

Publicatiedatum: 12/01/2015

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.