De dag waarop de slavernij in het Koninkrijk der Nederlanden werd afgeschaft, 1 juli 1863, was een dag waarop er groot feest gevierd werd. In Nederland zelf was er niet bijster veel van te merken. Maar in Paramaribo en Willemstad klonken er om 6 uur ‘s ochtends kanonschoten. Publieke gebouwen, woningen en schepen werden met vlaggen versierd, kerken met bloemen en festoenen. Grote menigten verzamelden zich op de pleinen voor de forten, en woonden dankdiensten in de kerk bij.
Op de Caribische eilanden waren de mensen die in slavernij hadden moeten leven daadwerkelijk vrij. In Suriname was dat nog niet het geval. Om de ‘schade’ voor plantagehouders te beperken, werden zij verplicht om nog tien jaar als contractarbeiders te werken. Toch gloorde er ook daar hoop aan de horizon. Zo schreef de Surinaamsche Courant, de belangrijkste krant van Suriname, op 30 juni 1863 verheugd: ‘Nog maar weinige uren, en de banden der slavernij zijn gestaakt’. En op 1 juli 1863: ‘De dag der hervorming is aangebroken, een nieuw tijdperk verschenen, een nieuw leven aangevangen.’