Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Stuk van de maand: Een ontroerende brief uit Batavia

Elke maand plaatst het Regionaal Archief Alkmaar een bijzonder archiefstuk uit de collectie in de schijnwerpers. Deze keer: een ontroerende brief die timmerman Jacob Valter in 1720 vanuit Batavia aan zijn vrouw en kinderen in De Rijp schreef.

‘Mijn seer lieve huysvrou’, begint Jacob Valter de brief die hij op 22 maart 1720 schreef aan zijn vrouw Aaltje. Jacob werkte op dat moment op Onrust, een eiland voor de kust van Batavia, het huidige Jakarta in Indonesië. Hij liet Aaltje weten dat hij nog gezond was, en hoopte dat zij en de kinderen dat ook waren: ‘Was het anders, het sou mijn van herten leedt weesen.’ Hij vraagt zijn vrouw hem te antwoorden.

De gereformeerde en de doopsgezinde kerk van De Rijp, in 1728 getekend door Cornelis Pronk. Collectie Regionaal Archief Alkmaar, Catalogusnummer PR 1003118.

Groeten

Jacob was in 1719 als timmerman op het schip de Haaksburg van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) naar Batavia gevaren, schrijft hij zelf in zijn brief. Het schip was op 5 mei van dat jaar vertrokken en was daar begin december aangekomen. In de boeken van de VOC is te zien dat Jacob Valter (of Jacob Falter de Jong, zoals hij daar heet) vervolgens op het eiland Onrust is gaan werken. Daar had de VOC onder meer een grote scheepstimmerwerf.

In de brief vraagt Jacob zijn vrouw de groeten te doen aan bekenden in De Rijp: haar zus, zijn eigen broer en de kinderen van zijn zus, en verder allerlei vrienden. Ook kreeg de bakker Jan Floor de groeten van ene Pieter Jansz Bruyn uit Monnikendam; ‘dat is mijn maet’, schrijft Jacob. Jacob Valter was in Azië verschillende andere mannen uit De Rijp en omstreken tegengekomen. Veel mannen uit het dorp werkten in die tijd op zee. Hij liet weten dat ook zij nog in goede gezondheid verkeerden.

De scheepswerf op het eiland Onrust bij Batavia, waar Jacob Valter werkte, in 1699. Rijksmuseum Amsterdam, objectnummer SK-A-739.

Kaas en tabak

Voorzichtig informeert Jacob of Aaltje hem misschien een kaas en wat tabak zou kunnen sturen. Hij vermoedde wel dat ze het geld daarvoor zelf hard nodig zou hebben, ‘maer als ick het kreegh, het sou mijn aengenaem weesen’. Dat het gezin van Jacob Valter erg arm was, blijkt ook uit de administratie van de doopsgezinde gemeente van De Rijp, waartoe zij behoorden. Het gezin kreeg steun van de kerk, bijvoorbeeld in de vorm van turf. Die armoede had vast een rol gespeeld bij Jacobs keuze in dienst te treden van de VOC. Jacob laat Aaltje weten dat ze na ontvangst van de brief drie maanden van zijn loon zou krijgen.

Uit de brief van Jacob Valter: ‘Ick wens dat de goede Godt geeve sal dat bist [best] is voor jou en voor mijn en voort wens jou alle hondert duysent goede nachte.’ Beeld: Regionaal Archief Alkmaar.

Hondert duysent goede nachte

Jacob hoopte uiteindelijk zelf weer naar huis te komen: ‘Ick hoop als Godt beleft [belieft] self weer tuys te koomen.’ Hij wenst dat God geven zal wat voor Aaltje en voor hem het beste is, en eindigt zijn brief poëtisch: ‘en voort wens jou alle hondert duysent goede nachte.’

Aaltje Baars overleed op 23 september 1720. Had ze Jacobs brief voor haar dood wel nog ontvangen? Jacob bleef in Azië. Zijn kinderen gingen naar het weeshuis. Begin 1721 voer Jacob Valter op een schip tussen Batavia en Bantam, verder westelijk op Java. In juni van dat jaar ontvingen zijn kinderen negentig gulden van zijn loon. Op 19 augustus 1721 overleed Jacob Valter in een hospitaal van de VOC. De brief die hij aan zijn vrouw stuurde is uiteindelijk terechtgekomen in het archief van de doopsgezinde gemeente.

Bekijk de brief in het archief van de doopsgezinde gemeente van De Rijp.

De hele tekst van de brief van Jacob Valter is te lezen na onderstaande afbeelding.

De brief van Jacob Valter aan zijn vrouw Aaltje Baars, 22 maart 1720. Beeld: Regionaal Archief Alkmaar.

Mijn seer lieve huysvrou, ick laet u lieve
weeten als dat ick nogh gesont ben
en ick hoop dat het met u lieve en mijn
kindere oock soo is. Was het anders, het sou
mijn van herten leedt weesen. Ick versoeck
aen u lieve dat gij mijn weer om schrijft hoe
dat geleegen is en als gij schrijft soo moet
gij schrijve: dese brief te bestellen aen
Jacob Valter, mytgevaren voor timmer-
man met het schip Hacksburgh daer
schipper op was Pieter Visser, in ’t jaer 1719
op Onrust. En dan met vrient die Godt
geleydt over zee, dan sal sij wel te
recht koome. En voort moet gij de groet-
enis doen aen u suster en mijn broeder en
mijn susters kindere en of ick al schrijf
van een kaas en een rol teback te stur-
ren. Ick denck gij benne het self van
noode, maer als ick het kreegh, het sou
mijn aengenaem weesen. Dan sou ick
sien of ick u lieve oock wat sende van
mijn aermoet, maer is hier vet of ma-
ger, wij laete voort ’t geen dat is.
Ick hoop als Godt beleft self weer
tuys te koomen. Ick [laet] u weeten als
dat Jan Vlamingh en Kees Huysman
en Gerrit de Boer oock nogh gesont Benne

en voort versoeck ick dat gij Neel Vijselaers
bedanckt voor de kaes die sij mij mee
geve sou. Een voort de groetenis aen
Lou Backer en sijn vrou en aen Sijger
en Klaes Gorter en voort aen alle goede
vriende en bekende. En gij moet Jan
Floer de backer de groetenis doen
van Pietter Jansz Bruyn van Munck-
kedam, dat is mijn maet. En voort
mijn lieve vrou en kindere wil ick u lieve
u de Heer beveele. Ick wens dat de
goede Godt geeve sal dat bist is
voor jou en voor mijn en voort
wens jou alle hondert duysent
goede nachte. Geschreven int jaer
1720 den 22 maert.

Al gij dese brief krijgdt
kan gij 3 maente gelt oock
kreuge, diet is het na schip
met de boecke.

Lees de hele blog op de website van Regionaal Archief Alkmaar.

Bron: Regionaal Archief Alkmaar

Publicatiedatum: 04/04/2025

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

2 reacties

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.