Anthony Fokker, zoon van een plantagehouder op Java, is al op jonge leeftijd geïnteresseerd in techniek. Op een Duitse Fachschule volgt hij vliegcursussen en lessen vliegtuigconstructie. Hier ontwerpt Fokker na een aantal mislukte experimenten zijn eerste werkende vliegtuig: de Spin. Zijn demonstratievlucht met dit vliegtuig boven Haarlem bezorgt Fokker eeuwige roem. Vervolgens stampt hij met veel financiële hulp van zijn vader een vliegtuigenfabriek uit de grond in Duitsland. Het produceren van gevechtsvliegtuigen tijdens de Eerste Wereldoorlog zorgt ervoor dat Fokkers kleine fabriekje kan uitgroeien tot groot bedrijf. De onrust na de oorlog dwingt Fokker echter om naar Nederland te vluchten.
Na het succes van de Eerste Luchtverkeer Tentoonstelling Amsterdam (ELTA) in 1919, waar de nieuwste vliegtuigmodellen worden getoond en extravagante luchtdemonstraties worden gegeven, koopt Fokker het terrein met de tentoonstellingshallen in Amsterdam-Noord aan. Samen met de Amsterdamse fabrikant Trompenburg vestigt hij er de N.V. Nederlandse Vliegtuigfabriek. De fabriek aan de Papaverweg beschikt niet over een eigen start- en landingsbaan, wat het transporteren van vliegtuigen bemoeilijkt. De onderdelen worden op dekschuiten naar Schiphol vervoerd en daar in elkaar gezet. In 1951 besluit de fabriek daarom in zijn geheel naar Schiphol te verhuizen.