Een grote ramp vond plaats in 1675 bij Scharwoude, aan de westzijde van de Hoornse Hop. Die hoek in de Westfriese Omringdijk was eigenlijk altijd al een zorgenkind. Als de wind verkeerd stond, stroopte het water van de Zuiderzee hoog op tegen de dijken. Op 5 november 1675, toen men na dagen van storm met alle macht de dijken bij Hoorn probeerde heel te houden, ging het even ten zuiden van Scharwoude gruwelijk mis. Bij een eerdere storm was de dijk daar aangevreten door het water en de dijk was eigenlijk maar zwakjes hersteld. Dit kwam de bewoners duur te staan. Tussen vier en vijf uur ’s ochtends brak de dijk tussen Scharwoude en Schardam door. De boeren probeerden hun vee voor het water in veiligheid te brengen in de vaak net wat hoger staande kerken. Velen kwamen de volgende dag naar Hoorn. Pas op 29 november was de dijk met veel moeite weer gedicht. Maar al het zware werk bleek voor niets, toen een nieuwe storm op 4 december ervoor zorgde dat de dijk het opnieuw begaf. Nog meer land verdween onder water. Hierna werd de dijk pas op 21 januari van het volgende jaar weer gesloten. Het land was dor en aangetast door het zilte zeewater. De ramp van 1675 markeerde de laatste doorbraak van de Westfriese Omringdijk. Op de dijk herinnert een speciaal monument nog altijd aan deze watersnood.
05 november 1675
Watersnood in West-Friesland
In de nacht van 4 op 5 november 1675 werd Noord-Holland door een watersnood getroffen die zijn weerga niet kent. Het zoute water kwam tot Leiden. In de regio benoorden het IJ overstroomden de oostkant van West-Friesland, de Zeevang en Waterland. Overal bengelden de noodklokken. “Helpt ons Heere want wy vergaen”, bad de angstige bevolking.