Als dominee Wolff, de man van Betje Wolff, op 29 april 1777 sterft, gaat er nog dezelfde nacht een smeekbrief uit naar Aagje of ze naar de pastorie wil komen om troost te bieden. Aagje geeft hier meteen gehoor aan en vertrekt een dag later naar Middenbeemster. Omdat de pastorie ontruimd moet worden voor de nieuwe predikant, betrekken Betje en Aagje in september van dat jaar een huurwoning in De Rijp. Hier publiceren zij in 1781 hun eerste gezamenlijk boek: ‘Brieven over verscheiden onderwerpen’ waarin voornamelijk onderwerpen vanuit de Verlichtingsgedachte aan de orde komen. Ook het merendeel van het uit 175 brieven bestaande boek ‘De Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart’ (1782) wordt nog in De Rijp geschreven. Later gingen ze in Beverwijk wonen. Dat kon dankzij een erfenis die Aagje had gekregen.
Omslagafbeelding: Detail van een dubbelportret van Betje Wolff en Agatha Deken, ca. 1778 – ca. 1800. Collectie Rijksmuseum, objectnummer RP-P-1909-518.