Aan het begin van de twintigste eeuw krijgt de RAI steeds meer behoefte aan een eigen tentoonstellingsgebouw. De beperkte ruimte en hoge huurprijs van het Paleis voor Volksvlijt, waar de RAI-tentoonstelling tot en met 1921 plaatsvindt, spelen hierin een grote rol. Een eigen gebouw komt er in 1922. Aan de Amsterdamse Ferdinand Bolstraat wordt een houten gebouw opgetrokken, waarvan de verwachting is dat deze er slechts vijf jaar zal blijven staan. Het gebouw is ontworpen door de architecten Heineke en Kuipers en heeft een oppervlak van 6000 m². Op 31 maart 1922 opent prins Hendrik, de echtgenoot van koningin Wilhelmina, het eigen pand, dat destijds bekendstaat als het ‘Gebouw der Rijwiel- en Automobielindustrie’. Het pand omvat naast de expositieruimte kantoren, een vergaderzaal en een café-restaurant met uitzicht op de tentoonstellingsruimte. Bijna 40.000 mensen bezoeken de eerste automobieltentoonstelling in het nieuwe gebouw. Hoewel het bedoeld was als tijdelijk onderkomen, blijft het gebouw bijna veertig jaar lang staan. In 1925 en 1928 volgen de nodige uitbreidingen, waardoor het totale oppervlak op 13.000 m² uitkomt. De jaarlijkse RAI-tentoonstelling trekt steeds meer bezoekers en ook gespecialiseerde vakbeurzen van andere branches vestigen zich in het RAI-gebouw.