Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN
22 september 1392

Aleid van Poelgeest vermoord

Aleid van Poelgeest was de minnares van Albrecht van Beieren, graaf van Holland. Toen zij op jonge leeftijd samen met Willem Cuser, meesterknaap in dienst van het hof, door Hoekse edelen werd vermoord, vormde haar dood voor Albrecht de aanleiding om met zijn tegenstanders af te rekenen.

‘Dat jonkvrouwe Aleid van Poelgeest nog altijd in onze geschiedenisboeken vermeld wordt, komt niet hier uit voort, dat haar leven zoo bijzonder belangrijk zou zijn geweest. Als minnares van een Hollandschen graaf is zij toch zeker niet van voldoende historische beteekenis geweest om haar naam in herinnering te houden. Dat dit wél geschiedt, is veeleer te danken, of beter: te wijten, aan haar tragischen dood op dien herfstavond, nu vijf en een halve eeuw geleden, en ook aan de treurige gevolgen, welke die dood voor tal van adellijke geslachten in Holland heeft gehad.

In dien tijd regeerde over Holland, eerst als ruwaard voor zijn krankzinnigen broeder, later als graaf, hertog Albrecht van Beieren, wiens langdurig bewind van groote beteekenis is geweest voor Holland in het algemeen en voor Den Haghe in het bijzonder. (…) Albrechts eerste gemalin. Margaretha van Brieg, overleed in 1386. Spoedig daarop vatte de toen reeds 57-jarige hertog een diepe genegenheid op voor de jonge Aleid van Poelgeest, die eenige jaren kamerjonkvrouw van de hertogin was geweest. Aleid stamde uit een aanzienlijk adellijk geslacht uit de omgeving van Leiden. Ze was niet de eenige met wie Albrecht zulk een verbintenis aanknoopte. Hij had eenige bastaardkinderen, van wie twee bij een kamerjonkvrouw van zijn tweede gemalin, Margaretha van Kleef. In 1371 moest hij zijn stalmeester, met wiens vrouw hij te vertrouwelijk was geweest, tevreden stellen door den verbolgen echtgenoot een kostbaar geschenk aan te bieden bestaande uit een fraaien hengst.

Aleid van Poelgeest woonde eerst nog eenigen lijd in het grafelijk kasteel: toen betrok zij een mooi huis. Dat de hertog haar geschonken had en dat gelegen was in een ommuurden hof, waartoe men toegang had van de zijde van het Buitenhof.

Aleid, die aan het hof aldra geheel de plaats van een wettige gravin innam, wist van haar bevoorrechte positie gebruik te maken door van den hertog, dien zij geheel beheerschte, tal van gunsten voor zichzelf en haar naaste verwanten te verkrijgen. Ook behartigde zij uitstekend de belangen van edelen, die tot haar partij, de Kabeljauwsche, behoorden. Dit alles was natuurlijk den Hoeken een doorn in het oog. Zij vereenigden zich tot een krachtige partij en wel onder leiding van den oudsten zoon van den hertog, graaf Willem van Oostervant, die destijds voor zijn vader Henegouwen bestuurde.

Op zijn beurt vereenigde de Kabeljauwsche jonker Jan van Arkel, die toen in hooge gunst aan het hof in Den Haghe stond, een veertigtal edelen in een verbond, aan welks hoofd hertog Albrecht stond. Zoo stonden de oude partijen weer fel tegenover elkander, toen het in September 1392 tot een uitbarsting kwam. Hopende hierdoor de macht der Kabeljauwsche partij te breken, besloten de Hoeken Aleid van Poelgeest te dooden. Op genoemden herfstavond kregen eenige samenzweerders daartoe de gelegenheid. Toen de jonkvrouw, vergezeld van haar holmeester, den jongen edelman Willem Cuser, op het Buitenhof een wandeling deed, werd zij onverhoeds aangevallen en vermoord. Eenzelfde lot trof haar geleider, die haar had willen verdedigen.

Bevreesd voor de wraak van den verbolgen hertog, vluchtten de voornaamste Hoeksche edelen uit Holland. De jonge graaf van Oostervant spoedde zich naar Den Haag om bij zijn vader genade voer de schuldigen af te smeeken. Maar ook hem trof de toorn van Albrecht. Hij werd smadelijk van het hof gewezen en uit zijn stadhouderschap over Henegouwen ontzet. Vernemende, dat zijn vader hem zelfs gevangen wilde nemen, vluchtte graaf Willem in een naburig huis. Spoedig werd dit door dienaars van den hertog omsingeld en in brand gestoken. Ternauwernood kon de jonge graaf aan den vuurdood ontsnappen, waarop hij zijn kasteel te Altena wist te bereiken.

Met volledige goedkeuring van Albrecht werden inmiddels tal van kasteelen van Hoeksche edelen door het landvolk totaal vernietigd, o.a. de trotsche burchten van de Wassenaers, Asperens. Brederodes. Polanens, Heemsledes en Montfoorts. Op een aanklacht van Cusers vader daagde Albercht de voortvluchtigen voor zijn rechterstoel in Den Haghe. Toen zij niet verschenen, werden zij bij verstek veroordeeld. Zij hadden lijf en goed verbeurd en werden uit den lande van Holland verbannen. Onder de talrijke bannelingen, waartoe veel leden van den aanzienlijken adel behoorden, vinden we zelfs een jonkvrouw vermeld, n.l. de jonkvrouw van de Lek.

Aan het hoofd van zijn troepen trok Albrecht die in zijn landen heervaart had uitgeschreven, naar het slot van Altena om dit te belegeren. Graaf Willem nam bijtijds de wijk naar Breda en begaf zich vandaar naar Frankrijk.

Twee jaar later had er een verzoening tusschen vader en zoon plaats. De verbannen edelen keerden eveneens voor en na naar Holland terug; alleen de hoofddaders van den moord bleven nog in ballingschap. Reeds in 1394 hertrouwde de toen 64-jarige hertog Albrecht. Zijn tweede gemalin, Margaretha van Kleef, was een hoogst milddadige vrouw. Zij stichtte aan het Voorhout het Predikheerenklooster, waarvan thans de Kloosterkerk, als een der oudste en mooiste historische gebouwen van onze stad. nog over is.’

Het Vaderland, 22 september 1942

Gerelateerd artikel

De Slotkapel van Egmond