De naam Heiloo (Heilegenlo, Heiligelo) wijst op de aanwezigheid van een heilig woud, wat reden geweest kan zijn om hier al vroeg een kerk te stichten. Volgens een overlevering wordt de kerk in verband gebracht met de komst van de Angelsaksische missionaris Willibrord, die een bron liet ontspringen toen er gebrek aan drinkwater was. Bij archeologisch onderzoek is gebleken dat zich onder de tufstenen muren (elfde of twaalfde eeuw) van de Witte Kerk van Heiloo paalkuilen bevonden van voorafgaande houten kerken. De insteek van de tegenwoordige Willibrordput naast het kerkhof van Heiloo doorsneed een oudere kuil met resten van gestapelde kleizoden, die moet dateren uit de achtste of negende eeuw. Naar aanleiding van de verhalen over het wonder kwamen er tot de negentiende eeuw veel bedevaartgangers naar de put. Er is echter geen enkele reden om aan te nemen dat dit wonder zich afspeelde in Heiloo en ook niet dat het verband hield met een kerkstichting daar. Pas in de veertiende eeuw werd dit wonder verbonden aan Heiloo. Het is zelfs niet uitgesloten dat toen de Runxputte in Oesdom (het huidige Kapel, tussen Heiloo en Limmen) bedoeld werd. Het Willibrordspatrocinium in Heiloo werd in ieder geval pas vrij laat vermeld, namelijk in 1455.
07 november 0739
Sterfdag St. Willibrord
St. Willibrord was een christelijke missionaris, die vanwege zijn bekering van de heidense Friezen ook wel bekendstaat als de 'apostel der Friezen'. Willibrord bracht rond het jaar 700 het christendom naar de Lage Landen. Er wordt gezegd dat hij de bron bij het Witte Kerkje in Heiloo op wonderlijke wijze liet ontspringen.