Het Naardermeer is ontstaan als een uitstulping van de Vecht. Lange tijd was het natte gebied een walhalla voor vogels en vissen. Maar men zag er ook vruchtbare grond, die gebruikt kon worden voor landbouw. In 1623 werd met vijftien windmolens een poging ondernomen om het Naardermeer droog te leggen. De winst was van korte duur, toen het gebied in 1629 alweer onder water gezet moest worden om Amsterdam tegen de naderende Spaanse troepen te beschermen. Volgende pogingen werden pas weer in 1804 en 1883 ondernomen. De meerbodem werd met stoomgemalen drooggemalen, maar er kon geen koper gevonden worden.
De eigenaren wilden inmiddels graag van het gebied af en traden in 1904 in overleg met de gemeente Amsterdam. Die zocht destijds naar een vuilstortplaats en was bereid om het Naardermeer voor dit doeleinde aan te kopen. Om dit te voorkomen stond een groep natuurliefhebbers onder leiding van Jac. P. Thijsse op. De Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten (1905) werd opgericht en kocht het gebied voor 150.000 gulden aan. Zo werd het Naardermeer het eerste natuurmonument van Nederland.