De 179 joden die Haarlem verlieten in de nacht van 25 op 26 augustus vormden slechts een deel van het beoogde aantal. Op maandag 24 augustus ontvingen 650 Haarlemse joden een brief met de opdracht zich de volgende dag te melden bij de school op de hoek van de Westergracht en de Leidsevaart. Zo’n 230 oudere joodse Haarlemmers zouden naar Westerbork gebracht worden, de overigen kregen te horen dat ze naar Duitsland moesten om er te werken. Van de 650 aangeschrevenen meldden zich slechts 149. Bij een inderhaast georganiseerde razzia pakten de Duitsers nog dertig joden op. In andere Nederlandse steden vonden vergelijkbare acties plaats en ook daar meldde zich slechts een deel van de opgeroepenen. Ontevreden met de resultaten besloot de Zentralstelle tot een andere aanpak.
Op 16 februari 1943 kregen alle in Haarlem overgebleven joden een schriftelijke aanzegging dat ze binnen een week dienden te verhuizen naar Amsterdam. Ze moesten zich daar vestigen in het ‘jodenkwartier’. Na het verstrijken van die termijn was Haarlem voor joden verboden gebied. Hun deportatie naar Westerbork, en verder naar de vernietigingskampen, vond voortaan plaats vanuit de hoofdstad.
Van ongeveer 690 Haarlemse joden staat vast dat zij het leven lieten als gevolg van de Nazi-terreur. In dat aantal hebben we de vijftien joden die door zelfmoord om het leven kwamen meegeteld.