Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN
19 maart 1813

Clandestien briefje uit een belegerd Naarden

De vestingstad Naarden is in het verleden vaak speelbal geweest tijdens oorlogen in ons land. Het militaire bolwerk heeft voor de laatste keer zijn strategische waarde bewezen tijdens de terugtocht van de Fransen in 1813/14, toen de vesting maandenlang belegerd werd. Een per postduif verstuurd briefje uit de bezette stad geeft ons een kijkje in het dagelijks leven van gewone burgers in tijd van beleg.

Een tijd lang waren er niet genoeg middelen voor een volledige belegering van de stad. Pas in januari 1814 vond het eerste bombardement op de vesting plaats. Toen in februari sterkere kanonnen arriveerden, werden de bombardementen heviger. Vanaf 14 februari 1814 werd iedere nacht om het half uur een granaat in de stad geworpen, waardoor burgers gedwongen waren om te schuilen. Ondertussen slonk de voedselvoorraad in de vestingstad. Toen het noodzakelijkste begon te ontbreken, werden de armen van hun magere voorraadje ontdaan en uit de stad gezet. Ook alle ‘onbetrouwbaar’ geachte burgers moesten de vesting verlaten, om het aantal hongerige monden te beperken. De uitdeling van zout en brandhout werd in februari gestaakt, roggebrood was het hoofdvoedsel. De resterende burgers mochten de vesting niet verlaten, noch contact onderhouden met de buitenwereld. Zij waren als gijzelaars in hun eigen stad en werden door de Fransen als menselijk schild gebruikt.

In deze benarde situatie was het versturen van clandestiene briefjes per postduif de enige mogelijkheid om contact te houden met hun dierbaren buiten de vesting. Eén zo’n briefje is bewaard gebleven in de collectie van het Nederlands Vestingmuseum. Op 19 maart 1814 schreef Nancy aan Angelique:

‘Ik neem de geleegenheid waar lieve Angélique om U met onze buurvrouw iets te melden dat wij allen nog gezond zijn. Ik twijfel niet of gij zult voorleedene week een briefje van mij gekreegen hebben, Gij zult daaruit vernoomen hebben dat wij in alle omstandigheden nog al wel zijn. Wij worden merkelijk door ’t opperweezen gesterkt, want anders konden wij niet doorstaan hetgeen wij al ondervonden hebben en nog doen. Met het bombardeeren zijn wij in een geblindeerde kelder in het nieuwe huys. Ik word hier gestoord. Gij zult denkelijk tegelijk met deze nog een briefje van mij door Louise Thierens ontfangen. Alleen dit nog: Ik zal u moogelijk nog eens een doosje zenden. Daar moet Coo de boom uit snijden. Daar zijn allemaal charades in om hem over onze afwezigheid te troosten. Adieu, omhels allen voor ons. Nancy, 19 maart 1814’

Gerelateerd artikel

Clandestien briefje uit een belegerd Naarden