Het VOC-schip Rooswijk wordt in 1737 op de scheepswerf van Amsterdam gebouwd voor een tocht naar Azië. Jaarlijks worden er in opdracht van de VOC vele schepen zoals deze gebouwd op de werf op Oostenburg, een eiland in het noordoosten van de stad. Het schip is waarschijnlijk vernoemd naar de voormalige buitenplaats Rooswijk in Velsen, die destijds in handen is van VOC-bewindhebber Reynier Bouwens. Als de bouw in de herfst wordt afgerond, kan het schip meteen aan zijn eerste reis naar Azië beginnen. Op 23 september 1738 komt de Rooswijk in Batavia aan, waar de meegebrachte munten en voorraden worden ingeruild voor specerijen. De terugreis verloopt voorspoedig.

In januari 1740 ligt Rooswijk klaar voor een tweede tocht naar Azië. Onder gezag van schipper Daniël Ronzieres monsteren 237 bemanningsleden aan. Op 8 januari zeilt het schip samen met de VOC-schepen Berkenrode, Beukestijn en Vis weg van de rede van Texel. Aan boord bevindt zich onder meer een flinke lading zilver, bestemd voor de handel in Azië. Maar snel na vertrek komt Rooswijk in een zware storm terecht op de Noordzee. Schipper Ronzieres besluit koers te zetten naar de kust van Engeland, met dodelijke afloop. Op 10 januari spoelen de wrakstukken in de buurt van het Engelse plaatsje Deal aan. Geen enkele opvarende heeft de ramp overleefd. Het duurt nog meer dan tien dagen voor het nieuws de Amsterdamse VOC-kamer bereikt.

Rond 2000 worden de restanten van het schip teruggevonden op de zeebodem, waarna verschillende duikexpedities volgen. In 2017 start het project #Rooswijk1740, waarin de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) samen met de Engelse erfgoedorganisatie Historic England en diverse andere partners een grootschalige archeologische expeditie organiseert. Het resultaat is een virtuele tentoonstelling, die het verhaal van VOC-schip Rooswijk vertelt.