Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN
30 november 1931

Sterfdag Had-je-me-maar

Cornelis de Gelder, beter bekend als "Had je me maar", was zwerver, straatmuzikant en lijsttrekker van de Rapaille Partij. Zo werd hij in 1921 verkozen in de Amsterdamse gemeenteraad. Toen hij in 1931 overleed, verloor Amsterdam één van zijn meest markante inwoners.

‘C. de Gelder, meer bekend onder den naam Had-je-me-maar, die eenige dagen geleden op den Amstel door een auto werd aangereden en in bewusteloozen toestand naar het Binnengasthuis werd vervoerd, is thans aan de gevolgen overleden. Met hem is een der weinige overgebleven straattypes van de Amsterdamse asfaltvlakte verdwenen.

Er is een tijd geweest, dat De Gelder (alleen de politie kende dien naam uit haar processen-verbaal ter zake landlooperij, bedelarij enz.) een groote populariteit genoot. Wanneer hij in zijn uitbundige buien des nachts opgewonden door de Kalverstraat en op het Rembrandtplein liep te schreeuwen en te zingen en daarbij de maat sloeg op zijn leege sigarenkistje, wandelden achter hem een aantal lieden, die zich ten koste van dezen verdwaasden doler vermaakten. Toen de verkiezingen voor een gemeenteraad naderden, stelde een groep, die bezwaren had tegen het kiesrechtstelsel dezen C. de Gelder in 1921 candidaat.

Deze naargeestige grap, die veel stof deed opwaaien en die ten doel had de werkzaamheid van het gemeentebestuur aan te tasten, leidde inderdaad tot de verkiezing van dezen straatfiguur. En in plaats van het asyl, waar deze outcast thuis behoorde, zou hij breed uit troonen in de raadzaal op het Prinsenhof. Doch zoover kwam het gelukkig niet. Het toekomstig raadslid werd ter zuivering eenige malen naar de quarantaine-inrichting gebracht en werd wegens herhaalde openbare dronkenschap gearresteerd. Hij kwam terecht in een sanatorium en het slot was, dat hij zijn benoeming tot raadslid niet aanvaardde.

Het is een der minst fraaie bladzijden van het geschiedenisboek van Amsterdam geweest. Tevens was daarmede het wreede gesol met dezen ongelukkigen man afgeloopen. Voor hem braken rustiger en betere tijden aan en sindsdien ging De Gelder als een gewoon burger door de stad. Bij een dezer tochten, die zich nog altijd uitstrekten in de omgeving van het Rembrandtplein kreeg hij het ongeluk, dat aanleiding werd tot zijn dood.’

De Telegraaf, 2 december 1931