‘Het geval heeft zich,, naar aan de Tel. gemeld wordt, als volgt toegedragen: Dinsdagmorgen om 11 uur juist in het speelkwartiertje hield voor de Humanitaire school te Laren een groene auto met zwarte kap stil, waarin mevr. S. en mej. Z. gezeten waren. Mevr. S., de moeder van het kind, wenkte haar dochtertje, dat kwam toeloopen. De dames duwden het vervolgens in den auto en reden snel in de richting van de Gooische Boer weg. Eenige oogenblikken later was de politie gewaarschuwd, terwijl ook de politie te Bussum en de politieomroep te Hilversum om bijstand werd verzocht. Tevens werd de politie te Roosendaal gewaarschuwd, daar men vreesde, dat mevr. S. den Parijschen trein zou nemen. Doch deze had in Bussum een taxi genomen en was daarmede naar Schiphol vertrokken, waar een gecharterd vliegtuig gereed stond, waarmede zij en haar dochtertje wegvlogen.

Zij moet niet naar Parijs, maar naar Crefeld zijn gevlogen om vandaar den trein naar Parijs te nemen. Zij was n.l. in Amerika met den heer S. gehuwd, en vervolgens aldaar van hem gescheiden, om later te Parijs te hertrouwen. Bepaald was dat hun kind om het half jaar bij den vader en bij de moeder zou zijn. De heer S., die zeer onder den indruk was, heeft zich van rechtskundigen bijstand verzekerd, ten einde de noodige stappen te doen. Of bij daarbij veel succes zal hebben is echter te betwijfelen, want de Fransche politie zal het kind niet uitleveren. Reeds eerder vreesde, men een ontvoering, weshalve het hoofd der school gewaarschuwd was.’

– De grondwet, 23 november 1929