Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Drebbels duikboot en andere innovaties

Door paarden aangedreven moddermolens, zaagmolens en ‘vliegende’ reismachines: veel innovaties in de Nederlandse maritieme sector zijn in Noord-Holland gedaan. Het Amsterdamse Scheepvaartmuseum besteedt er met de tentoonstelling Gamechangers aandacht aan.

In de eerste tentoonstellingsruimte is het al meteen raak, want als we het over aansprekende of baanbrekende innovaties hebben, kunnen we niet heen om Cornelis Drebbel uit Alkmaar. Hij bouwde in 1620 ’s werelds eerste duikboot. Het moet een wonderlijk geval zijn geweest, dat door twaalf roeiers werd voortgedreven. Het onderzeebootje zou zelfs, hou u vast, drie uur onder het water van de Theems hebben gevaren, tussen Westminster en Greenwich. Jacobus I, koning van Engeland, die er van hield om zich te omgeven met wetenschappers, uitvinders en alchemisten, aan wie Drebbel zijn diensten had aangeboden, zou ook hebben meegevaren.

Hoe de mannen adem haalden is een raadsel, vertelt Sara Keijzer, die de tentoonstelling samenstelde. “Het concept van zuurstof bestond in die tijd nog niet.” Henri Adriaen Naber, een Hoornse natuurkundeleraar, meende echter te weten hoe Drebbel het ´m had gelapt. In een folder, die hij in 1924 liet maken om geld op te halen voor een replica van Drebbels wonderbaarlijke duikboot, zou er onder het afdak lucht blijven hangen als de duikboot eenmaal onder water was verdwenen. ‘De bemanning zit dus met het hoofd in de lucht en met het lijf in het water, en kan, bij gevaar, de boot rechts en links verlaten als bij een ‘open’ tramwagen.’ Jules Vernes was er niets bij, vergeleken.

Reconstructiemodel van de duikboot van Drebbel in aanbouw Foto: Het Scheepvaartmuseum Amsterdam
Reconstructiemodel van de duikboot van Drebbel in aanbouw. Foto: Het Scheepvaartmuseum Amsterdam.

Voor de luchtverversching zou Drebbel samengeperste zuurstof hebben meegenomen, althans, dat beweert Naber. Hoe het ook zij, feit is dat de duikboot nooit in de vaart is genomen. En daar eindigde het zeer tot de verbeelding sprekende avontuur van deze uiterst kleurrijke uitvinder mee. Elk jaar wordt tijdens het Alkmaarse Kaeskoppenstadweekend nog een duikboot te water gelaten om Drebbel te eren. Op die duikboot is het reconstructiemodel gebaseerd dat op de tentoonstelling is te zien.

Want Drebbel is niet vergeten. Er bestaat zelfs een Drebbel-genootschap dat op haar website een overzicht geeft van ’s mans wereldwijde avonturen. In 1626, zo lezen we, treedt Drebbel in dienst van de Engelse marine, voor wie hij torpedo’s en zeemijnen bouwt. De Engelse vloot wil daarmee de belegerde geloofsgenoten in het Franse La Rochelle ontzetten. Debbels ‘helse machines’ treffen echter geen doel. Volgens de Engelsen omdat ze niet werken, volgens Drebbel omdat de Engelsen niet dicht genoeg bij de Franse vloot durven te komen.

Dat hij nog steeds in de gedachten voortleeft, blijkt uit het feit dat hij in 2013 door lezers van de  Almaarsche Courant werd verkozen tot ‘de grootste Alkmaarder’. Marco Borsato en Rudy Carell konden wel inpakken.

Houtzaagmolens
Tot zover Drebbel, die overigens niet de enige zoon van Noord-Holland is die het ver zou schoppen. Neem de door windkracht aangedreven houtzaagmolen, die is uitgevonden door een eenvoudige boer uit Uitgeest: Cornelis Corneliszoon. Cornelis werkte in de korenmolen van zijn schoonvader en kreeg in 1593 een octrooi voor zijn zaagmachine waarmee je grote hoeveelheden boomstammen kon verwerken tot balken en planken, die vervolgens werden gebruikt om scheepsrompen van te bouwen.

Cornelis plaatste een krukas in een windmolen, die de draaiende beweging van de molenwieken omzet in een op- en neergaande beweging, waarmee de zaagbladen werden aangedreven. Op die manier kon je dertig keer sneller zagen dan met de hand.

Zijn uitvinding kwam precies op tijd, want in 1602 werd de VOC opgericht en die had schepen nodig. Tussen 1625 en 1675 werden er zo’n drie- tot vierduizend schepen gebouwd, waardoor de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden de grootste koopvaardijvloot ter wereld kon opbouwen. De 53 zaagfabriekjes, die in de Zaanstreek verrezen, hebben daar een belangrijke bijdrage aan geleverd.

De Amsterdamse handzagers, die een gilde vormden, waren daar natuurlijk niet blij mee, maar moesten uiteindelijk het onderspit delven. Al duurde het overigens nog wel veertig jaar voordat in Amsterdam de eerste houtzaagmolen kon worden gebouwd.

Het ‘vliegende vaartuig of de Nieuwe Post- en Rijs- Machine’ van Daam Schijf. Hendrik de Leth, Gravure, 1743. Het Scheepvaartmuseum.
Het ‘vliegende vaartuig of de Nieuwe Post- en Rijs- Machine’ van Daam Schijf. Hendrik de Leth, Gravure, 1743. Het Scheepvaartmuseum.

Reismachine
Cornelis Corneliszoon was een held, maar in dezelfde Zaanstreek zou in 1742 een drama plaatsvinden, nadat de Zaanse kruidenier Daam Schijf een octrooi had aangevraagd voor een snel schip, een schip zonder zeilen of riemen, waarmee hij in minder dan één uur van Zaandam naar Alkmaar zou kunnen varen. Een zeilschip deed daar in die tijd toch zeker anderhalf uur langer over.

Dat leidde tot veel tumult. Schijfs tijdgenoten geloofden eenvoudig niet dat zo’n snel schip mogelijk was. De gemoederen liepen zó hoog op dat de Zaanse autoriteiten hem sommeerden snel een proefvaart te organiseren, anders zou hij de stad moeten verlaten. “In de media werd hij met de grond gelijk gemaakt,” vertelt de conservator. “Mogelijk dat angst voor het nieuwe daaraan ten grondslag heeft gelegen.”

Op 20 juni 1743 vindt de proefvaart plaats. Veel te vroeg naar Schijfs zin, want hij heeft het voortstuwingsprobleem nog niet onder controle. De reismachine vliegt niet echt, maar zinkt al vrij snel de bodem. Vijf paarden komen bovendrijven, waarvan er één verdrinkt. Schijf wordt met schande overladen en vlucht naar Curaçao.

Maar waarom moest Schijf vluchten en werd Corneliszoon een held, zo vragen we de conservator van de tentoonstelling. “Er zijn diverse lezingen waarom die proef mislukte. De één zegt dat het schip niet deugde, de ander zegt dat het schip belaagd werd door boze omstanders. Maar het grote verschil met de houtzaagmolen is dat die meteen zijn nut heeft bewezen; het stond onomstotelijk vast dat het werkte. En dat was bij Daam Schijf helaas niet het geval.”

Helaas, want ze heeft toch wel een zwak voor de Zaanse kruidenier met zijn ‘vliegende vaartuig of de Nieuwe Post- en Rijsmachine’. “Dat verhaal heeft alles in zich. Hij durft zijn hoofd boven het maaiveld uit te steken, ontmoet veel tegenslag, weerstand en argwaan, maar zet tòch door, waarschijnlijk omdat hij overtuigd is van zijn idee.”

Dat zijn idee geen onzin was, blijkt ruim honderd jaar later als voor het Buiksloterveer over het Amsterdamse IJ twee paardenraderboten worden gebouwd. Paarden zetten het rad in beweging.

Reconstructiemodel van een eind zestiende-eeuwse moddermolen met tredmolens. J. de Bruin, 1975. Bruikleen van het Nationaal Baggermuseum.

Moddermolen
Zoals bekend werken Nederlandse baggeraars over de hele aardbol om havens en vaarwegen bevaarbaar te houden. Dat baggeren begon al vrij vroeg, want eind zestiende eeuw voer er al een moddermolen door de Amsterdamse grachten. De modder werd van de bodem geschraapt door ‘emmerscheppen’, die werden aangedreven door een tredmolen. En die werd weer door vier mensen in beweging gezet, wat later door paarden zou worden overgenomen. Op fraaie houten modellen is dat allemaal te zien.

De opgehaalde bagger werd en wordt nog steeds naar een stortplaats gebracht. Verder gebeurt er niets mee. Doodzonde, vond ‘baggeradviesbureau’ NETICS, dat een techniek bedacht om van die bagger blokken te maken, waar je van alles mee kunt doen. “Duurzaamheid wordt steeds belangrijker bij innovaties,’ vertelt Keijzer. “Slib kun je weggooien, maar je kunt het ook opnieuw gebruiken. Nadat je het water er uit hebt gehaald, kun je de bagger stabiliseren en er blokken van maken waarmee je dijken kunt verstevigen en woningen kunt bouwen. Je kunt het zelfs als grondstof voor 3d-printers gebruiken.

model machinekamer

Model van de machinekamer van ss. Heereveen I van beurtvaartrederij Stânfries, met compoundmachine. G. Miedema, 1920-1940. Het Scheepvaartmuseum.

Stoomkracht
In de tweede helft van de negentiende eeuw gaan de ontwikkelingen in de maritieme sector snel: windkracht maakt plaats voor stoomkracht en in plaats van hout worden schepen voortaan van ijzer en staal gemaakt.

Zo komt het dat we even later voor een prachtig model van een machinekamer staan, die G. Miedema tussen 1920 en 1940 bouwde. De scheepsmodellenrestaurator van Het Scheepvaartmuseum, Ton van der Horst, heeft het model weer aan de praat gekregen en bezoekers kunnen de helse machine met één druk op de knop in werking zetten.

Voor de verslaggever is dit natuurlijk hèt hoogtepunt van de tentoonstelling, maar natuurlijk hebben we ook oog voor de nieuwste reddingboten, die met een bijlboeg zijn uitgerust, waardoor de boot minder een speelbal van woeste golven is. Van reddingsboten is het maar een kleine stap naar Jan en Frans van Seumeren van hijsbedrijf Mammoet, die in 2001 een huzarenstukje verrichten door de naar de bodem van de Barentszzee gezonken Russische kernonderzeeboot Koersk van de bodem te lichten.

500 bedrijven hebben op de klus ingeschreven, maar de broertjes Van Seumeren winnen het vertrouwen door mee te gaan in de manier waarop in Rusland handel wordt gedreven. Ze gaan mee uit jagen, zodat de opdrachtgevers kunnen zien wat voor vlees ze in de kuip hebben. Vrolijk leggen Jan en Frans in een filmpje uit wat er allemaal mis ging (niet tijdens het jagen, maar tijdens het bergen), voordat de schier ondoenlijke klus tot een goed einde kon worden gebracht.

De Ortega Submersible, die in 2016 de Piet de Jong Innovatieprijs won Foto: Het Scheepvaartmuseum Amsterdam
De Ortega Submersible, die in 2016 de Piet de Jong Innovatieprijs won. Foto: Het Scheepvaartmuseum Amsterdam.

De tentoonstelling eindigt met een futuristisch ogende kano, de Ortega Submersible, waarmee duikers zowel op het water als onder water kunnen varen. Ze zijn van hele sterke batterijen voorzien, die de duiker in staat stellen een afstand van 200 km af te leggen, met een maximale snelheid van 25 km per uur. De Submersible, die je bij wijze van spreken op de zeebodem kunt parkeren, wordt nu al gebruikt. Je kunt er boorplatforms, maar ook kabels en leidingen op de zeebodem mee inspecteren. Keijzer: “Er zijn zelfs sheiks die het aan boord van hun jacht hebben, bij wijze van gadget.”

Vanuit die ruimte waar we nu staat heb je een doorkijkje naar de ruimte waar de tentoonstelling mee begint: Drebbels duikboot. “We willen daarmee aangeven dat innoveren een voortschrijdend proces is. De wensen die in de zeventiende eeuw bestonden om je onder water te kunnen verplaatsen, bestaan nog steeds.”

Gamechangers is tot en met 1 juli 2018 te zien in het Amsterdamse Scheepvaartmuseum. Voor meer informatie: www.hetscheepvaartmuseum.nl.

Auteur: Arnoud van Soest

Publicatiedatum: 23/10/2017

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.