Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

De Zaan als levensader voor de industrie

De Zaan stroomt meanderend van de Tapsloot bij Knollendam in het noordwesten naar het Noordzeekanaal bij Zaandam. De kronkelende waterloop met natuurlijk glooiende oevers en aftakkingen naar sloten en plassen in het omringende gebied, heeft grote invloed op het karakter van de Zaanstreek gehad. Door de rivier de Zaan heeft het laagland van deze streek zich, ondanks de nodige overstromingen, kunnen ontwikkelen van een drassig veengebied tot het oudste moderne industrielandschap van Nederland.

Oerzaan

In de ‘oertijd’ van de Zaan, bestond de rivier uit twee delen. Een noordelijk deel dat via een andere rivier uiteindelijk in het toenmalige ‘Flevomeer’ terecht kwam en een zuidelijk deel dat uitmondde in het IJ van ruim 600 voor Christus; nu ligt daar het Noordzeekanaal. De Zaanstreek was toen niet meer dan een drassige vlakte met zompige hoogveenheuvels. Alleen ’s zomers was het anders wilde moerasterrein begaanbaar. Tussen de heuvels door stroomde de rivier de Zaan, die grote hoeveelheden naar beneden stromend regenwater opving in het zelfgemaakte dal. De enkele honderden boeren, de ‘Friezen’, die in het Zaanse hoogveenmoeras leefden, hadden boerderijen op de hoge oevers. Ze lieten hun vee in de lagere gedeeltes grazen, terwijl zij hun groenten en graan verbouwden. Vissers en jagers waren ook bij het moeras te vinden, omdat er genoeg wild en vis te vangen was.

Afbeelding van de rivier de Zaan in de jaren 1100 – 1250. Loop van de Zaan in die jaren van de Rijn bij Leiden door het IJ en Kennemerland naar de uitmonding bij Petten. Bron: Zaanstad Gemeentearchief, documentnr. 51.00058

Strijd tegen water

In de derde eeuw na Christus werd het de Friezen te nat onder de voeten. De Zeespiegel steeg en het kweldergebied werd te nat om nog op en van te leven. De boeren trokken weg. Rond het jaar 1000 kwamen er echter weer mensen in het gebied wonen, die de strijd tegen het water zijn gaan voortzetten. De Zaanstreek kreeg te maken met desastreuze stormvloeden, waaronder de Allerheiligenvloed in 1170 en de Sint-Elisabethsvloed in 1421. Al rond 1275 werd daarom besloten de Zaan op een aantal plekken af te dammen, waardoor je de ‘rivier’ de Zaan eigenlijk geen rivier meer kunt noemen. Ondanks de grillige aanblik is het eerder een ‘natuurlijk kanaal’. Er kwamen regelmatig dijkdoorbraken voor en ondanks het voortdurende werk aan het afdammen van de Zaan werd het gebied in de 14de eeuw nog door zeven overstromingen getroffen.

De Sint-Elisabethsvloed. Watersnood op 18-19 november 1421. Bron: Wikimedia Commons, Rijksmuseum

Tussen ‘Moorddam’ en Oranje

De strijd tegen het water maakte in de zestiende eeuw plaats voor een strijd tussen de troepen van Willem van Oranje en die van de hertog van Alva. De zaan en de dijken daarlangs vormden de enige doorgaande wegen voor de Habsburgse of Spaanse troepen, die vanuit het koningsgezinde Amsterdam, toen ook wel ‘Moorddam’ genoemd, naar het noorden wilden en de opstandige legers die juist ‘Moorddam’ wilden bereiken. Langs de rivier werden schansen opgeworpen om de voorbijvarende vijand te kunnen beschieten. Op de Kalverschans na, waar nu de Duyvisfabriek staat, wisten de Spaanse soldaten rond 1573 alle vijandelijke schansen te veroveren. Het tij keerde echter toen het koude weer geleidelijk over ging in de zomer en de Spaanse troepen zonder succes vanuit Wormerveer de Zaan trachtten te oversteken. De bewoners van Wormer en soldaten van Willem van Oranje spotten de troepen en beschoten ze. Het leger van Alva werd in de periode daarna stukje bij beetje uit de Zaanstreek verdreven.

Het ‘juffertje’, moeder van alle houtzaagmolens

De rivier de Zaan zorgde ervoor dat de Zaanstreek een aantrekkelijke plek was voor de groeiende handel, scheepsbouw en industrie om zich te ontplooien ten tijde van de Nederlandse Gouden Eeuw. De Zaanstreek lag dichtbij Amsterdam en was over de rivier de Zaan makkelijk te bereiken. Door een handvest uit 1455 van Philip I, graaf van Holland, zou het gebied bovendien nooit verkocht worden en dus in handen blijven van de adel, die het winderige laagland probeerde te beschermen tegen de opkomst van de steden. De belastingdruk was in de streek een stuk lager dan in de steden en er waren geen gilden te vinden die moderne ontwikkelingen binnen bepaalde beroepsgroepen tegenhielden. Zodoende ontplooide de Zaan zich tot een industrieel landschap met in 1630 al meer dan honderd molens. Één van de eerste houtzaagmolens was ‘Het Juffertje’, dat in het voorjaar van 1596 al in Zaandam verscheen. Het Juffertje bleef ruim tweehonderd jaar in bedrijf als lattenzager.

Houtzaagmolen Het Juffertje. Eerste gebouwde houtzaagmolen. Bron: Zaanstad Gemeentearchief.

Scheepsbouw, tsaar en bergafwaarts

De houtzaagmolens vormden slechts het begin. De Zaanse handel en scheepvaart kwam in dezelfde periode sterk op en verspreid in het gehele achterliggende gebied van de Zaan lagen scheepswerven, die door de houtzaagmolens goed konden concurreren met de werven uit de steden. De molens maakten dat het bouwen van schepen sneller ging en goedkoper was. Houtzagers die met de hand zaagden verloren hun werk aan de molens bij de nog steeds grillige Zaan. Gedurende het hoogtepunt van de Zaanse scheepsbouw kreeg het gebied bezoek van de Russische tsaar Peter de Grote. Hij kwam in 1697 naar Zaandam om van de scheepsbouw te leren. Tussen 1700 en 1730 liepen er jaarlijks wel zo’n 150 schepen van stapel bij de Zaan. In de tweede helft van de achttiende eeuw ging het echter bergafwaarts door concurrentie uit het buitenland, de Engelse en Napoleontische Oorlogen. In 1794 waren er nog maar twee of drie scheepswerven over van de 23 die er in 1750 nog waren.

Tsaar Peter de Grote als scheepstimmerman. Reproduktie van gravure. Bron: Zaanstad Gemeentearchief

De provisiekast van Nederland

De aanleg van het Noordzeekanaal in 1876 zorgde ervoor dat de Zaan als waterweg voor de handel en industrie opnieuw van belang was. De rivier speelde hiermee een grote rol in de groei van de Zaanse industrie waar, door de komst van de stoommachines, talloze fabrieken werden gebouwd. Deze fabrieken verwerkten de in de molens geproduceerde halffabricaten tot consumptiegoederen. De door Noord-Holland meanderende Zaan verbond deze fabrieken vervolgens met pakhuizen, steden en zeehavens in grote delen van het land. Het dichte netwerk van beurtdiensten door motorboten zorgde ervoor dat de pinda’s van Duyvis, biscuits en chocolade van Verkade, toverrijst van Lassie en macaroni van Honig uiteindelijk in de provisiekasten van de Nederlanders terecht kwamen. In de jaren zeventig van de twintigste eeuw gebruikte de gemeente Zaanstad zodoende niet voor niets de slagzin: ‘Zaanstad, de provisiekast van Nederland’. Dertig jaar daarna werd dit ‘Zaanstad First in Food’.

De Zaan. Foto via Festival Industrie Cultuur.

Tekst: Liza Koppenrade

Bronnen

  • Canon van de Zaanstreek, geraadpleegd op 24 juni 2015, via: http://www.regiocanons.nl/noord-holland/zaanstreek
  • Wever, Marieke. (2007). Ruimte voor verhalen: de Zaan als identiteitsdrager. Geraadpleegd op 24 juni 2015, via: http://erfgoedloket.nl/wp-content/uploads/2009/03/zaanoevers_def_spread.pdf
  • Van der Lem, Anton. (2013). Dutch Revolt, het verhaal: De trouw beproefd. Geraadpleegd op 24 juni 2015, via: http://www.dutchrevolt.leiden.edu/dutch/verhaal/Pages/verhaal03.aspx
  • Kuijk, P.G. (1923). De Zaanstreek uit haar verleden en heden. Bewerkt door Cees Kingma. Geraadpleegd op 24 juni 2015, via: http://www.zaans-industrieel-erfgoed.nl/index.html?pages_2/de%20zaanstreek.html&main_frame

Publicatiedatum: 24/06/2015

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.