Mijn verhaal speelt zich af in de beginjaren vijftig van de vorige eeuw. De exploitant van een door de Duitsers in de oorlogsjaren als onderdeel van de Atlantikwall gebouwde bunker op het strand bij paal 20 De Koog en nu in gebruik genomen als zomers ’Koek en Zopie’ heette C. (Kees) van der Meulen. Hij werd door iedereen ‘Ome’ Kees genoemd, was getrouwd en woonde in de Azaleastraat in Leeuwarden. Hij had een zoon die stuurman op de grote vaart was. Deze woonde in mijn herinnering op Ameland of Schiermonnikoog, maar het kan natuurlijk ook Terschelling geweest zijn. Ome Kees was op Texel verzeild geraakt door zijn werk als kok bij de ’sneeuwklokjes’ expedities naar Frankrijk, georganiseerd door de gebroeders Piet en Nanning Kikkert van het Waalenburgerhuis en hoeve Vredestein. Nog steeds herinneren in het vroege voorjaar de witte velden in de Dennen aan deze avontuurlijke tijd. Veel later kwam ik er achter dat Nanning Kikkert de bunker van Rijkswaterstaat pachtte en Ome Kees bij hem in dienst was. Ik ontmoette hem voor het eerst in de zomervakantie van 1953. Ome Kees verbleef in een strandhuisje naast de bunker. Dit huisje huurde hij van Jan Maas, de altijd goedlachse en toen nog vrijgezelle badman van het strandverhuurbedrijf Noorderbad. Maar ook in Den Burg had hij een slaapadres, een kamer boven het bekende en in de beleving van velen beruchte Café De Karseboom van Gerard Rump aan de Vismarkt. Sinds 1948 brachten mijn moeder en ik de zomers op Texel door. Mijn moeder werkte in hotel ’Het Witte Huis’ dat sinds dat jaar door haar broer Bill Visser en zijn vrouw werd geëxploiteerd. Ik ’moest’ en ging graag mee. Een mooiere zomervakantie kon ik mij niet voorstellen. Een vakantie vol strand, zee en avontuur. In 1953 was ik elf jaar, kwam van de lagere school in mijn woonplaats Baarn en was geslaagd voor het toen nog verplichte toelatingsexamen voor de middelbare school. Tijd voor een vakantiebaantje.
>
17 min