Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Nieuwe aandacht voor een vergeten waterweg

Het Noordhollandsch Kanaal, dat Amsterdam met Den Helder verbindt, bestaat in 2019 tweehonderd jaar. Het wordt een ‘vergeten waterweg’ genoemd. Dit is dus dé gelegenheid om er aandacht aan te besteden.

Het Noord-Hollands Archief ontwikkelde om die reden een reizende tentoonstelling,  die als eerste in het Purmerends Museum is te zien. De tentoonstelling is gemaakt met beeldmateriaal uit de collectie van de Provinciale Atlas Noord-Holland.

Scheepskamelen

Het Noordhollands Kanaal is ooit ontstaan omdat marineschepen een snelle vaarweg zochten van Amsterdam naar Den Helder, zo legt Saskia van den Berg uit, conservator van het Purmerends Museum. Al te vaak liepen de schepen vast in de zandbanken van de Zuiderzee. Zo konden met name de grotere schepen Amsterdam, door de ondiepte bij Pampus, alleen bereiken met behulp van scheepskamelen. Scheepskamelen waren droogdokken die het schip omsloten en vervolgens werden leeggepompt, waardoor het schip omhoog werd getild.

Het Purmerend Museum
Beeld: Arnoud van Soest.

Koning Willem I, die de ‘kanalenkoning’ als bijnaam had, omdat hij Nederland wilde opstoten in de vaart der volkeren, vroeg ingenieur Jan Blanken (1755-1838) zijn plannen voor een kanaal nader uit te werken en wel zó dat ook de grootste zeeschepen van die tijd Amsterdam konden aandoen. Blanken maakte gebruik van de bestaande waterwegen, zoals de ringvaart van de Beemster en de trekvaart tussen Purmerend en Amsterdam, die vervolgens werden verdiept en verbreed.

Geen machines

De aanleg van het kanaal vond plaats met paarden; machines waren er nog niet. Maar er kwam ook veel menselijke spierkracht aan te pas. Van den Berg: “Dat graven in de kleigrond moet superzwaar zijn geweest en werd ook nog eens slecht betaald. Er is dus ook gestaakt, waaraan we in de expositie aandacht besteden.”

Saskia van den Berg, conservator van het Purmerendse Museum
Beeld: Arnoud van Soest.

De aanleg van het kanaal zorgde destijds voor het nodige protest, want de nieuwe waterweg sneed mensen af van scholen, familie en weilanden. Dat betekende kilometers om lopen, naar draaibruggen en ponten. Boeren zagen zich genoodzaakt hun vee dan maar met een boot naar de overkant te varen. Er moest ook een sluis worden aangelegd, om het verschil in waterhoogte tussen Waterland en de Schermerboezem (ca 0,70 meter) te overbruggen. Daarvoor moest de stadspoort aan de weg naar Neck worden gesloopt. Van den Berg: “Dat was nog een heel gedoe, want de gemeente Purmerend wilde voor die kosten gecompenseerd  worden.”

Nieuwe sluis

Op 20 juli 1821 kwam koning Willem I naar Purmerend om de nieuwe sluis te openen. In december 1824 was het kanaal gereed en konden de eerste schepen er overheen varen. Dat dit jaar de 200ste verjaardag van het kanaal wordt gevierd, komt omdat de aanbesteding in augustus 1819 plaatsvond en de aanleg vrij snel daarna van start is gegaan.

Maar uiteindelijk voer Purmerend  wel bij het kanaal, want de sluis bezorgde de middenstand veel klandizie. “De boten moesten wachten voordat ze de sluis in konden varen, zodat de schippers de gelegenheid te baat namen om boodschappen te doen of gebruik te maken van de smederijen die er al waren vanwege de veemarkt. Dat was dus goed voor de lokale economie.”

Maar ook lokale ondernemers, zoals de familie Brantjes, profiteerden van de nieuwe waterweg. “De Brantjes hadden een licentie om bomen te mogen kappen in Scandinavië en Rusland, waarna het hout over zee en via het kanaal naar Purmerend werd gebracht. Een deel ging naar andere bedrijven, maar zelf verzaagden ze ook hout in hun eigen houtzaagmolen aan de Purmerweg.” Toen het Noordzeekanaal in 1876 werd geopend verplaatste de houthandel zich overigens naar Zaandam, want dat was een kortere route.

Stoomboten

Dat het Noordzeekanaal in 1876 de functie van het Noord-Hollands Kanaal over zou nemen (daarom heeft de tentoonstelling de ondertitel ‘een vergeten waterweg’ meegekregen) komt omdat het Noord-Hollands Kanaal aanvankelijk vooral werd bevaren door zeilschepen met een geringe diepgang, die voortgetrokken werden door paarden en soms door mensen (dagloners). Op de tentoonstelling is een foto te zien van twee mannen die over het voor trekschuiten aangelegde jaagpad liepen, die de zeilschepen met een band om hun lijf voorttrokken. “Dat moet ontzettend zwaar werk zijn geweest.” Uiteindelijk werden zeilschepen vervangen door stoomboten, die dieper in het water lagen en voor meer golfslag zorgden, waar de kades van het Noord-Hollands Kanaal niet tegen bestand waren.

Naast de houthandel stuurde de familie Brantjes ook schepen naar de Noordelijke IJszee om robben te vangen die naar hun eigen traankokerij werden gebracht. Die traankokerij stond ook aan het kanaal, maar dan meer richting Neck, daar waar nu de A7 loopt.

Later  vormde Nicolaas Brantjes de traankokerij om tot een fabriek voor oventegels en na zijn dood zette zijn echtgenote Clementine de oventegelbakkerij voort als fabriek waar sieraardewerk werd gebakken. Daar is het bekende Jugendstil-aardewerk uit voortgekomen dat je in het Purmerends Museum volop kunt zien. “Het was een héél ondernemende familie.”

Pleziervaart

Maar hoewel het Noordhollandsch Kanaal inmiddels een kalme waterweg is geworden en vooral het domein is van de pleziervaart, kunnen we er niet omheen dat het kanaal vanaf de opening vijftig jaar lang de levensader van Amsterdam was, met Purmerend als zeehaven, die geregeld door grote driemasters werd bezocht.

Overigens werd het kanaal niet alleen door marine- en handelsschepen gebruikt, maar ook voor openbaar vervoer. “Je had stoomvaartmaatschappijtjes, die prima dienstregelingen hadden. In Purmerend had je bijvoorbeeld een beroemde boot die De Eensgezindheid heette.” Daarnaast werd het kanaal ook voor veevervoer gebruikt, want Purmerend heeft meer dan vijfhonderd jaar een veemarkt gehad, tot een uitbraak van mond- en klauwzeer daar in 2002 een eind aan maakte. “Op de weinige foto’s die daarvan bestaan zie je dekschuiten vol vee dat naar de veemarkt wordt gebracht.”

Het Noordhollandsch Kanaal gezien vanaf de naast het Purmerendse Tramplein gelegen Melkwegbrug
Beeld: Arnoud van Soest.

Het kanaal speelde ook nog een rol bij het bestrijden van de watersnood van 1916. “De stad stond onder water, althans voor een deel, dus werd er in het kanaal een waterkering aangelegd, waarna het onder water gelopen gebied dat aan het kanaal grensde kon worden droog gepompt. De Topografische Atlas heeft prachtige foto’s die laten zien hoe de sluis vol werd gestort met basaltblokken, om te voorkomen dat de sluisdeuren het zouden begeven. Je ziet mannen al die blokken het water in plonzen, wat enorm zwaar werk moet zijn geweest.”

Maar dat was 1916. Tegenwoordig gaat het er in het Noord-Hollands Kanaal minder onstuimig aan toe. Het meest ruige is de jachthaven waar veel bootjes aanleggen. “Nog steeds doet men hier zijn boodschappen of gaat hier eten, dus in die zin heeft het kanaal nog steeds een economische functie.”

Over recreatie gesproken: tot slot laat de conservator nog even een foto uit 1923 zien van het openluchtzwembad dat zich ooit bevond op de plek waar het kanaal over gaat in de Beemster ringvaart. “Tegenwoordig ga je naar een overdekt zwembad, met gefilterd water en bleek, maar dit was nog puur natuur.”

De tentoonstelling over 200 jaar Noordhollandsch Kanaal is van 24 mei tot en met 27 oktober 2019 in het Purmerends Museum te zien. Daarna reist de expositie door naar Alkmaar en Den Helder. De expositie bestaat uit een algemeen deel,  aangevuld met lokale informatie. De tentoonstelling is gemaakt met beeldmateriaal uit de unieke collectie van de Provinciale Atlas Noord-Holland die het Noord-Hollands Archief voor de provincie Noord-Holland beheert en presenteert.

Tekst: Arnoud van Soest

Publicatiedatum: 23/05/2019

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.